sneeuw

Ik wachtte tot de sneeuw weer zou gaan liggen, maar het bleef dwarrelen, mij verblinden. De wind blies vlokken in mijn ogen en ik leefde op de tast, zocht je hand nog in het donker. Wachtend op een wonder, op de storm die over zou waaien, op een wereld die voor even niet meer draaide. Misschien zelfs wel iets heel banaals, zoals een grasspriet onder bedolven land. Misschien zelfs wel iets heel vluchtigs, zoals luchtkastelen van zand.

Ik droom ze, teken ze voor je uit in ademwolkjes bevroren, opgeslagen in de ruimte tussen ons in – vul je op met liefdevolle woorden, maar het moment laat zich niet vangen. Onbevangen ben ik, onvervuld, ongeduldig voor verandering. Teken hartjes op de autoruiten maar onder mijn blik vervagen ze, verliezen ze hun zin.

Blijven we wachten tot de sneeuw weer zal gaan liggen en de storm weer overwaait. Horen we toch die fluistering, zien de schittering in het water. De lente komt, het ijs breekt door, klinkt het zachtjes in de verte. De storm blaast vlokken in onze ogen, maar we vluchten niet, als de omgebogen takken, het geknakte riet blijven we staan, verblind door de zon, maar zwaaiend naar het licht. Zingen we een lied, oren toegespitst. Want de vogels fluiten onverstoord van het droge land – een veelkleurig gedicht van Zijn grote Naam.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s