Luister, zegt ze, luister en ik luister naar haar stem. Roep haar naam in al mijn stiltes, ga op zoek in mijn gemis. En ik vind haar tussen muren, in een kelder zwak verlicht. Luister, roept ze, één keer, want ik vloed en eb al weg.
Ik ben er, zeg ik, ben hier, zoek me zachtjes bij elkaar. Laat me proeven van de stilte, hier in mijn gevangenis. Want in de krochten van mijn hart is waar ik haar vind, ongeremd. Ongerept en onbereikbaar, slechts voor mij alleen bestemd.
Lees Verder