Ik ga op reis en neem je mee, achter in de kofferbak. Vind je dat een goed idee? Ik ga op reis en pak je in, doe de koffer goed op slot. Weet je dan niet dat ik je bemin? Ik offer alles voor je op. Ik wil je houden, van je houden. Met je trouwen, in een paleis, op het schavot – kan me niet schelen. Al veins je onwetendheid, net alsof je me niet kent, ik weet: ooit komt er een moment dat je bij me wil zijn, niet uit noodzaak maar uit een verlangen naar vrijheid, want alleen bij mij ben je echt vrij. We gaan op vakantie, ver en lang; op de camping spelen we Risk en schaken we tot jij je gewonnen geeft en ik je in mijn armen sluit. Je fluistert zachtjes mijn naam – of heb ik dat verzonnen?
Ik ga op reis en neem je mee, geen idee nog waar naartoe. Ergens ver van alle mensen die willen bepalen wat wij doen. Ik luister naar al je verhalen, al je wensen, zelfs je smeken en je gillen – ben ik ook maar één seconde van je zijde geweken? Ik wijs je op alle landen die we aandoen, spreek alle talen, ook als je ze niet wil horen. Onverstoorbaar verdeel ik ons geluk over de jaren die nog zullen komen. Ik word er stil van als ik je in de ogen kijk, een regenboog van kleuren staart me tegemoet. Je verrijkt me, overstroomt me.
Het spijt me dat je nog niet voelt wat wij gaan beleven. Nog even… nog heel even en we stappen uit, het avontuur in. Nog even en het vuur verdwijnt uit je gezicht. Sluit je ogen en verlies je evenwicht, val in mijn armen – ik zal je verwarmen.