Jij bent niemand voor mij en toch giet ik tranen over jouw ontgonnen graf, omdat je ademde, leefde, voelde, was. Het spijt me bijna dat ik niet méér weet om jouw anonimiteit op te heffen, want een afscheid zou zoveel meer pijn moeten doen dan nu het geval is door het gemis van jouw identiteit.
Tegelijkertijd vormt juist dat gemis mijn tranen om tot een oceaan waarin de mensheid zich kan wentelen om haar menselijkheid te tonen. Wat zeggen mijn tranen over jou, meer dan over mij? Wie ben ik om te huilen over jouw verloren leven? Voor mij ben je niemand, niet eens een naam of gezicht. Toch ben je iets – een verhaal, een raadsel, misschien wel een gedicht.
Want jouw leven is een kleurplaat en ik vul de vakjes in – mijn eigen lichaam wordt op dat van jou geprojecteerd. Ik zie mijn angst in jouw ogen weerspiegeld, de angst om alleen achter te blijven. Uit jouw handen voel ik de controle langzaam wegglijden. Jouw voeten zijn de mijne die proberen alle gevaar te vermijden en dan juist in een hindernis eindigen. Ik huil jouw tranen, omdat ik dit zelf had kunnen zijn.
Maar wie ben jij?